Na een lekker ontbijt en nog een leuk gesprek met de eigenaar van het Guesthouse die kennelijk van medio september tot april in Nuk (Groenland) werkt, gaan we op pad. Zoals je kan zien is onze auto niet helemaal schoon geregend…
Het is onderweg weer genieten. Bijna na iedere bocht weer een ander mooi uitzicht.
We schieten niet echt op omdat we geregeld stoppen voor een foto of twee.
De weg slingert omhoog over passen de klif op, de berg over en aan de andere kant weer er af. Van bovenaf zie je goed de weg die als een grote slang door het ruige landschap kronkelt. Als het asfalt wegen zouden zijn geweest en geen gravelwegen met grote kuilen zou dit een ideale bestemming voor Top Gear zijn geweest.
Overigens opmerkelijk dat je na een tijdje rijden op gravel op een gegeven moment vergeet dat het gravel is en je dat pas weer merkt als je weer op een stukje asfalt rijdt.
We klimmen en klimmen steeds hoger en bovenop de berg zien we de besneeuwde bergtoppen verderop liggen. Erg mooi.
Door de kou en wind groeit er op de vlakte waar we uitzicht hebben op de bergen niet veel.
We rijden verder naar beneden en daar wordt het gelijk een stuk groener.
Mooie baaien lonken in de verte en er zijn hier watervallen in overvloed.
Bij een klein meertje waar een waterval in uitkomt stoppen we en maken wat foto’s.
Achteraf blijkt dit de bovenkant te zijn van Dynjandifoss.
Als we daarna de bocht om rijden naar beneden zien we de enorme waterval al van ver.
Dichtbij stoppen we en daar staan de nodige auto’s al geparkeerd.
Dynjandifoss is een grote waterval met daaronder een hele reeds andere watervallen die in verschillende trappen naar beneden vallen.
Leuk is ook dat je via een pad uiteindelijk tot aan de voet van Dynjandifoss zelf kan klimmen.
Ondanks de hoge treden klimt Anika behendig naar boven.
En natuurlijk moet aan iedere waterval ook een steentje gevoerd worden.
Alle watervallen zijn fotogeniek en ook de omgeving mag er zijn.
We genieten volop.
Tegen de tijd dat we bij Dynjandifoss zelf boven zijn voelen we de spray van de waterval al goed.
Met Anika ga ik tot dichtbij de waterval (ook deze grote moet natuurlijk een steentje gevoerd worden).
Anika vindt het reuze spannend, maar wat ze allemaal precies zegt kan ik door het oorverdovende geluid van de waterval niet horen (voor een idee hoe groot de waterval is, wij staan rechtsonder in beeld).
Uiteraard moest papa ook nog op een rotsje nog dichter bij de waterval klimmen.
Op weg naar beneden begint het te spetteren.
Tegen de tijd dat we bij de auto zijn regent het echt hard.
Gelukkig dat het pas gaat regenen nadat we boven zijn geweest, want met dit weer de watervallen bekijken is geen pretje.
De rest van de weg blijft het voor het grootste deel regenen en rijden we gestaag door naar ‘t noorden.
Vanwege de vele lawines bij Sudureyri en Isafjordur die iedere keer de weg verwoestte hebben ze een kilometerslange tunnel door de berg heen geboord. Het is helaas wel een eenbaanstunnel met om de zoveel meter een parkeerstrook waarbij het verkeer vanuit een richting dan moet wachten tot de auto van de andere zijde voorbij is.
Aparte ervaring door zo’n eindeloze smalle tunnel rijden. Apart ook dat halverwege de tunnel een afslag naar Sudureyri, onze bestemming.
In Sudureyri vrij snel onze overnachting gevonden. Het is een bijzonder klein plaatsje dat er bekend om staat het langste geen direct zonlicht te krijgen als gevolg van de naastgelegen hoge berg. Pas 22 februari komen de eerste zonnestralen over de bergkam heen.
Onze kamer is ruim, maar met bijzonder weinig stopcontacten. Om precies te zijn een, waar het bedlampje in zit. Dat is wat behelpen met deze electronica familie.
‘s avonds eten we heerlijk in het restaurant onder onze overnachtingsplek, het beste restaurant van de stad (nee niet het enige, maar dat scheelt niet veel). Op de kamer drinken we nog een biertje en maken plannen voor de volgende dag.