Naar Iruya – 22 maart 2018

Lekker geslapen in de tent. Mogelijk voor de laatste keer kamperen, dus alle slaapzakken oprollen (die hadden we eerder in de tent laten liggen en met de tent opgeklapt).

Relaxed ontbeten (pannenkoeken!) en nagedacht wat te doen. Madouc eet in haar uppie tenminste 5 pannenkoeken op, iedere hap roepend: “Mjammie!”. Daar bak je graag voor.

Eerst waren we van plan de omgeving Tilcara wat te bekijken, maar het is hier wel erg warm, te warm om veel te doen.

We gooien het plan om en gaan eerst naar Iruya. Dat is een rit van ongeveer 3 uur met een erg smalle pas.

Onderweg stoppen we in Humahuaca, een grappig plaatsje waar overigens niet echt veel te doen is. Wel lekker om even de beentjes te strekken op een marktje.

De straten hier zijn super nauw. De indeling van de straten getuigen van een organisch gegroeide stad. Kort samengevat, er is geen echte logica. Daar komt bij dat maps.me moeite heeft om de trappen – die hier en daar het grote hoogteverschil in de stad te voet overbrugbaar maken – en de wegen waar auto’s kunnen rijden uit elkaar te houden, wat interessante ervaringen oplevert. Maar met wat gepuzzel komen we er wel uit.

 

Daarna is het doorrijden naar Iruya. Even boven Humahuaca is de afslag. Wij nemen de afslag bij het bordje (ok het was een klein bordje), maar dat blijkt de oude weg en is meer geschikt voor een tractor dan voor een auto. Gelukkig is het maar 1,5 kilometer voor we weer op de later gemaakte weg zitten.

Onderweg komen we super kleine dorpjes tegen en wat lijkt op historische gebouwen of ruïnes, maar die worden nog wel gewoon bewoond. Super simpel leven hier. Geen stroom, geen stromend water, alleen vee, wat gewassen en een riviertje in de buurt. Iets te simpel voor ons. Hier zijn de nodige indianen uit Cusco naar toegetrokken.

Onderweg moeten we nog de nodige kleine riviertjes door, waarvan de eerste de meest diepe en spannende bleek te zijn, maar we schatten dat het net boven de knie diep was, dus een makkie voor onze auto.

De omgeving is mooi. Meerkleurige bergen. De weg omhoog is goed te doen. De pas stijgt tot even boven de 4000 meter. Aan de andere kant van de pas wordt het een stuk interessanter, zowel qua uitzicht als qua rijden. De wegen worden super smal. Zo smal dat tegenliggers een uitdaging zijn, zelfs motoren.

We rijden geregeld vlak langs een afgrond met bochten waarbij je niet kan zien wat er van de andere kant aankomt. Leuk voor papa! Maaike kan daar wat minder van genieten.

de bus die we op een erg ongelukkige plek tegen kwamen.

Het toppunt bereiken we als we op een heel smal stuk midden in de bocht een bus als tegenligger krijgen. De buschauffeur rijdt aanvankelijk lekker de bocht in, maar ziet dan ook dat het niet gaat. Spiegels inklappen, wat naar voren en achteren steken, wij op het randje van het ravijn (!) en dan lukt het zowaar om elkaar te passeren zonder elkaar te raken.

Een heleboel bochten verder en een stuk lager zien we Iruya in de verte liggen, een schattig dorpje ingeklemd tussen de bergen. Het is evenwel nog heel wat bochten verder rijden voor we er ook daadwerkelijk zijn.

Iruya zelf is een klein dorp dat ingeklemd ligt tussen de hoge bergen eromheen. Iruya zelf  is dan ook tegen de heuvel opgebouwd. Zonder te overdrijven lijkt – op een klein pleintje na – iedere straat daar minstens een hellingshoek van 15% te hebben. Het hoogteverschil in dit kleine dorpje  zelf is 200-300 meter.

Ook dit dorpje is organisch gegroeid en groeiende. De straten zijn letterlijk een vrachtwagen breed en veel van de straten worden wel beide kanten op gebruikt. Het vergt vrij precies weten waar je naartoe wil en hoe je daar kan komen om er te kunnen komen.

We rijden eerst naar het enige hotel dat helemaal bovenaan de stad ligt. Daar is – blijkt later – een van de twee plaatsen om je auto te parkeren. Het hotel heeft nog maar weinig kamers vrij, maar niet iets wat ons echt aantrekt. Dus besluiten we eerst even verder te kijken. Te voet, want in de auto de stad door is geen pretje.

Daar vinden we een leuk hostel met een kamer met een dakterras en een schommelstoel. Ze hebben nog plek. Nadeel is wel dat we op een pleintje 300 meter lopen moeten parkeren. Dat betekent steil omhoog slepen met onze spullen, dus selectief zijn met wat we meenemen naar de kamer. Ik loop terug naar de auto om de rest op te halen, ook een flinke klim (200 meter stijgen) op ongelijke keien. We merken ook wel dat we op circa 2800 meter zitten. Enigszins hijgend kom ik bij de rest aan.

Die dag doen we verder niets meer. Lekker wat relaxen op het dakterras, spelen in een speeltuintje bij het pleintje en natuurlijk schommelen op de schommelstoel.

Later die avond gaan we terug naar het hotel om daar te eten, daar zit het enige goede restaurant van de stad. De receptionist is hier ook de ober, dus het duurt even voor we geholpen worden, maar het eten is prima. Lekker lokale gerechten. Daarna weer afdalen naar onze overnachting en lekker slapen.


Mirador de los Condores – 23 maart 2018

’s ochtends mooi uitzicht op de rotswand. Anika kan lekker spelen op het dakterras.

Na een goed ontbijt gaan we eerst naar de speeltuin zodat de meisjes lekker kunnen uitrazen. Ook kopen we gelijk wat spullen voor het avondeten in de kleine winkeltjes van de stad.

Helaas kunnen we niet naar San Isidro, een klein dorpje in de buurt – alleen te voet bereikbaar – lopen (wisten we gisteren al), want de rivier staat te hoog. Dat betekent een snel stromende rivier tot je middel doorwaden. Dat is voor de meisjes koppie onder dus dat gaat niet. Heen en terug voor papa als dagtocht had nog gekund, maar we hadden begrepen dat we de rivier 7 keer door zouden moeten op weg naar San Isidro, dat betekent 14x op 1 dag en dat is ook voor mij een beetje teveel van het goede. Daarnaast wordt sterk afgeraden het alleen te doen, vanwege de sterkte stroming.

Anika staat alles goed, zelfs papa’s petIn plaats daarvan ga ik voor een wandeling naar een uitkijkpuntje, Mirador de los Condores, 500 meter klimmen.

Dat betekent eerst de stad door, de ene kant afdalen, de andere kant weer klimmen.

De weg door de stad is ook bijzonder (had de verkeerde route genomen via een soort afwateringskanaal), overal kleine paadjes en alles steil omhoog.

Voordat ik de stad uit ben heb ik er al 300 hoogtemeters opzitten. Het zonnetje schijnt ook genadeloos en de hoogte werkt ook niet echt mee.

Puffend sta ik net buiten de stad en drink het eerste flesje (500m) op. Na de stad volgt een geitenpaadje omhoog. En omhoog. En omhoog. Wat is het steil en zwaar. Mijn hart klopt in mijn keel. Lopen op meer dan 3000 meter is echt wel even wennen.

Onderweg kom ik nog een wat oudere local tegen die met een stuk meer gemak de weg afdaalt. Acclimatiseren is misschien toch wel een goed idee.

Maar alle inspanning wordt beloond. Na veel klimmen is het uitzicht op de stad en de bergen eromheen mooi.

 

steenmannetje op de top wat groter gemaakt

Na de mirador loop ik nog een stukje verder naar een plek waar een riviertje zou zijn.

Het pad hier is minder goed en af en toe is een stukje van het pad weggespoeld, maar het is makkelijk over het gat heen stappen.

Het riviertje blijkt redelijk droog en vrij diep te liggen, dus ik draai om en ga weer terug naar beneden, zodat ik ook een beetje bijtijds terug ben.

De weg door de stad terug naar beneden heb ik mooi licht. Ook heb ik ongevraagd een hond die me volgt tot over de brug naar het andere deel van de stad.

Eenmaal terug word ik hartelijk begroet door de meisjes die heerlijk hebben genoten van quality time met mama, maar papa ook wel een klein beetje gemist hadden.

We vertellen nog even wat we gedaan hebben. Daarna ’s avonds lekker gekookt in de keuken beneden. Rijst, een omelet, verschillende groenten, een waar feestmaal.

Als we naar bed willen valt de stroom in Iruya uit. Alles donker. Super spannend voor de meisjes natuurlijk. De blackout duurt bij elkaar iets meer dan een uur en dan is alles weer als normaal en gaan we allemaal lekker slapen.